De historie van eten met Carnaval
Datum: 28 februari 2011 Categorie: Column, Algemeen Reacties: 4Traditionele carnavalsspecialiteiten
Hoe verscheiden de traditionele carnavalsspecialiteiten in Limburg ook zijn, er bestaat een overeenkomst: ze zijn bijna allemaal vet. Kookboekenschrijfster Netty Engels-Geurts over nonnevotte, tete de veau en poeffele:
Jakkes, moeten we dat eten? Het achterste van een kloosterzuster? De kop van een kalf? Moes van boeren?
Vertaal de horror-namen van de gerechten uit de Limburgse carnavalskeuken zoals nonnevotte, tete de veau en boeremoos en de leutige Hollander bedenkt zich wel drie keer alvorens naar het zuiden af te zakken. Wat zou er wel niet schuil gaan achter duistere benamingen als poeffele, spiebak en moetsje?
Natuurlijk werd (en wordt) de soep in carnavalsland niet zo heet gegeten. Nonnevotte zijn gefrituurde strikjes' van deegbeslag uit Sittard. Kalfskop is niets anders dan tete de veau, een vermaarde carnavalsklassieker van kalfsvlees uit Maastricht. De kalfskop in deze specialiteit schittert overigens al jaren door afwezigheid, omdat dit product in Nederland in de ban is gedaan.
Boeremoos mit braodwors, - boerenkoolstamp met verse worst, schaft de pot in Venlo tijdens de boerenbruiloft op carnavalsdinsdag. Maar daarmee is deze winterkost nog geen carnavalsklassieker. Evenmin als de leverworst (uit het zuur), de metworst of de pannenkoeken met spek, braadworst of bokking, het bikkesement waarmee vele carnavalsvierders zich vroeger op de been hielden. Dit eten stond immers ook op andere dagen op het menu. Trouwens, horen nonnevotte eigenlijk wel bij carnaval? Je kunt ze het hele jaar door krijgen.
Sittard
"Toch is het zo dat ze in Sittard oorspronkelijk alleen maar tijdens de carnavalsdagen en met halfvasten werden gebakken. Steeds minder mensen weten echter dat nonnevotte bij carnaval horen', stelt Netty Engels-Geurts. "Ze werden 's morgens bereid om naar de optocht mee te nemen en ze uit te delen. De nonnevotte waren dan nog niet helemaal afgekoeld. Dan zijn ze op zijn lekkerst.'
Het baksel is echter geen Sittardse vinding. "Ik ben soortgelijk gebak ook in Italië tegengekomen. De nonnevot als carnavalsgerecht komt oorspronkelijk uit het Duitse Rijnland en niet uit Sittard, hoe erg ik dat ook vind voor de Sittardenaren.' Ze haalt de Rheinische Vierteljahresblatter erbij om te laten zien dat Nonnebrotchen ofwel Nonnefutern al heel lang als Fastnachtgebildbrote dienden.
Netty Engels uit Thull (bij Schinnen) kan het weten. Zij is niet alleen een alom gerespecteerde kenner van de traditionele Limburgse keuken - ze schreef kookboeken over oude streekspecialiteiten- maar heeft zich ook in typische carnavalsgerechten verdiept. Ze was van plan een boek over dit onderwerp schrijven, maar slaagde er niet in voldoende materiaal bijeen te garen: "Ik meende in Belgisch-Limburg nog voldoende bruikbare gegevens aan te zullen treffen. Maar je vindt er opvallend weinig gerechten die bij carnaval horen.'
Carnavalskeuken
Hoeveel verschillen er ook bestaan in de klassieke Limburgse carnavalskeukens, een overeenkomst is er wel: "Het zijn allemaal goedkope gerechten die goed vullen. Ze werden geacht een goede bodem' in de maag te leggen voordat je het op een drinken zette. Daarom kom je zoveel gefrituurde hapjes tegen: zoet deeg, meestal gistdeeg, op verschillende manieren bereid en in vet gefrituurd.
Je hebt in die categorie de nonnevotte natuurlijk, die in Heerlen sjtrikke of poeffele worden genoemd, maar ook de boule de Berlin ofwel Berliner bollen in Maastricht en de Mutschenmandeln uit Kerkrade. Men dacht dat het vet de alcohol min of meer zou neutraliseren. Het klopt wel dat die goede bodem' in de maag ervoor zorgt dat je je minder dronken voelt, maar het alcoholpercentage in het bloed blijft hetzelfde.'
Waarom werden in carnavalstijd juist dergelijke zoetigheden genuttigd, terwijl bij bier een hartige hap zo voor de hand ligt? Netty Engels weet het niet. "Het is heel wonderlijk, maar hartige baksels zoals pizza's bestonden in de oorspronkelijke Limburgse keuken niet. De Limburger heeft lange tijd heel gek aangekeken tegen hartige broodsoorten. Frites? Werd hier vroeger nergens bij gegeten. Frieten vind je in historische geschriften niet terug.
Tegenwoordig gaat de carnavalist met trek naar de friture of de Chinees. Indertijd liep zo iemand bijvoorbeeld in Sittard gewoon bij kennissen binnen, waar een grote schaal met nonnevotte klaar stond.
Maastrichtenaren
Tete de veau is de uitzondering op de regel dat de authentieke vastenavondshap in de schraalhanskeuken van vroeger altijd goedkoop moest zijn. "Streekgerechten van kalfsvlees vind je alleen in Maastricht. Dat was de enige plaats in Limburg waar vroeger de rijkelui woonden, mensen die het zich konden permitteren een kalf te slachten. Het gerecht stond thuis in een grote ketel op de brandende kachel, ofschoon je het ook goed koud kunt eten. De hongerige carnavalsvierder die thuiskwam en ervan ging eten, moest zelf nieuwe tete de veau in de ketel doen voor de volgende eters.' De Maastrichtenaren die zich geen kalfsvlees konden veroorloven, maakten een soortgelijk gerecht van speenvarken, spiebak.
Uiteindelijk werd het aswoensdag en gingen de carnavalsgekken overal in Limburg met het hieringebiete of hieringschelle de kater verdrijven. Het was vastentijd en de mensen mochten geen vlees. De kastelein trakteerde op haring, de gasten hadden in zijn café immers heel wat geld uitgegeven. Dan liep het steevast toch weer uit op zuipen, wat overigens in de vastentijd niet was toegestaan.
Bron : Culinaire Uitstapjes
Wat is het Carnaval ?
Carnaval is het feest dat traditioneel gevierd wordt in de 6 dagen voorafgaand aan Aswoensdag, waarmee de vastentijd van 40 dagen aanvangt die voornamelijk katholieke christenen aanhouden als boetedoening voor het paasfeest en als nagedachtenis aan het verblijf van Jezus Christus in de woestijn (Nieuwe Testament) en de tocht van het Joodse Volk vanuit Egypte naar het Beloofde Land (Oude Testament).
In die betekenis wordt de term afgeleid van het Latijn: carne vale (= vaarwel aan het vlees). Een andere mogelijke verklaring voor de term is het eveneens Latijnse carrus navalis: scheepswagen, hetgeen zou verwijzen naar rondtrekkende groepen in een als een schip ogende wagen of kar, het zogenaamde narrenschip, maar ook kan slaan op het schip waarmee de god van de zee der Kelten/Germanen uit het noorden kwam om deel te nemen aan de winterfeesten.
De carnavalsoptocht in Aken staat bekend om de hoeveelheid snoep die er wordt gestrooid. In zijn huidige praktijk wordt carnaval gevierd vanaf de donderdag in de week voorafgaand aan Aswoensdag tot en met Aswoensdag zelf. Er is echter ook sprake van een carnavalsseizoen, dat al op 11 november (de elfde van de elfde) om 11:11 uur begint, en onderbroken wordt door de maand december.
Van oudsher was het een eetfestijn, omdat het de laatste mogelijkheid was zich te buiten te gaan voor de 40 dagen vasten waarin men zich beperkte tot het minimaal noodzakelijke. Waarschijnlijk bestond het feest al langer dan de christelijke traditie, en heeft de kerk het gemakkelijker gevonden het heidense carnaval in een katholieke traditie om te zetten dan het uit te bannen.
Het heidense carnaval werd in heel Europa gevierd. Bijvoorbeeld in Rusland is dit feest bekend onder de naam maslenitsa (vrij vertaald: boterfeest). Ook in Zuid-Amerika wordt het carnaval uitbundig gevierd, waarbij vooral Rio de Janeiro the place to be is.
Ook al wordt de vastenperiode lang niet meer zo streng gevierd als vroeger, het carnavalsfeest blijft het feest waarbij mensen zich vermommen door vreemde kledij aan te trekken, en zo onherkenbaar een alibi hebben om zich in allerlei vormen te buiten te gaan. In de Middeleeuwen vielen daarbij nogal eens doden en gewonden, maar tegenwoordig is het masker bedoeld om iemand anders een spiegel voor te houden dan wel (met verdraaide stem) iemand stevig en ongezouten de waarheid te zeggen.
Het carnavalsfeest wordt in Nederland vooral ten zuiden van de grote rivieren (Maas, Waal en Rijn) gevierd. Sommige steden en dorpen (vooral in Brabant) hebben tijdens de carnavalstijd zelfs een alternatieve naam (bijv. 's-Hertogenbosch wordt Oeteldonk, Breda wordt Kielegat en Bergen op Zoom wordt Krabbegat). Er worden optochten gehouden met praalwagens, en er zijn feesten waar het bier rijkelijk vloeit en waar wordt gedanst (gehost) op muziek die speciaal voor dit doel is geschreven, de carnavalskrakers, in Limburg en Bergen op Zoom zelfs in het plaatselijke dialect.
Met name Venlo heeft een reputatie op het gebied van carnavalsmuziek. In diezelfde stad is ook de oudste carnavalsvereniging van Nederland, de Jocus. Ook buiten Limburg en Brabant bestaat de traditie van carnavalsmuziek in dialect, bijvoorbeeld in Nijmegen en Huissen. Vaak worden steden en dorpen tijdens carnaval overgedragen aan het gezag van Prins Carnaval, bijgestaan door de Raad van Elf. In Oeteldonk heet Prins Carnaval bijvoorbeeld Prins Amadeiro. Maar ook boven de grote rivieren wordt carnaval gevierd. Zo heeft zowel Amsterdam als Rotterdam een carnavalsoptocht. Deze, vaak op Caraïbische leest geschoeide, optochten vinden in de zomer plaats.
In Nederlandstalig België viert Limburg het Rijnlandse carnaval, zoals in Duitsland, maar het grensgebied van Oost-Vlaanderen en Brabant kent een meer anarchistisch straatcarnaval met als grote voorbeeld Aalst. Aan de Aalsterse zondagsstoet nemen meer dan 70 plaatselijke groepen deel, met elk jaar een ander lokaal, nationaal of internationaal thema dat ze hekelen met prachtige praalwagens. Losse groepen haken in op de allerlaatste actualiteit. De dinsdag is er een Voil-Jeanettenstoet: in vrouwenkleren gestoken mannen met kinderkoets, kapotte paraplu en haring in een vogelkooi zijn dan meester van de straat. Elk jaar verschijnen verscheidene CD's met liedjes in het Oilsjters (Aalsters) dialect.
De oudste carnavalsstoet van België (sinds 1892) is die van Herenthout in de provincie Antwerpen. De Herenthoutse carnavalsstoet is gegroeid vanuit het theater en is zich verder blijven profileren als een dynamische stoet van straattoneel en dansen. Dit in tegenstelling tot de eerder passieve voorbijtrekkende optochten met het accent op rijkelijk uitgedoste deelnemers en praalwagens. In 1978 bevestigde minister Rica De Backer van Nederlandse cultuur dat Herenthout de oudste georganiseerde Vastenavondstoet van België heeft tot het tegendeel bewezen wordt.
In Wallonië is Binche de carnavalsstad, met zijn historische Gilles en, evenals Aalst, een carnavalmuseum.
Ook in Keulen (Duitsland) wordt carnaval gevierd op ongeveer gelijke wijze als in Limburg. Kenmerkend zijn buutreders, zittingen, optochten (op Rosenmontag), verklede mensen en bier. Carnaval is relatie bevorderend. Het is eenvoudiger om contacten te leggen met anderen, daarvoor hoef je niet eens dronken te zijn. Ook (het nabijgelegen) Aken, Düsseldorf en Mainz zijn bekend om hun carnavalsfeest.
In Frankrijk is het carnaval van Nice bekend
Een ander carnavalsfenomeen is het tonpraote of buutterednen waarbij de tonpraoter of buutteredner een cabaretesk betoog in dialect houdt, waarin allerlei actuele, meestal lokale, zaken de revue passeren.
Carnaval wordt ook Vastenavond genoemd, al is dit eigenlijk de dinsdagavond van carnaval. Een voorbeeld van een plaats die carnaval "Vastenavend" noemt is Bergen op Zoom (Krabbegat). Hier kleedt men zich veelal in boerenkiel en de vrouwen in (nep)bontjassen, de karnaval ofwel Vastenavend begint zelfs al 3 weken voor het carnavalsweekend en de optocht trekt meer dan 100 deelnemers; ook is deze optocht wel bekend om zijn vele en reusachtige praalwagens (sommige wagens halen een lengte van 30 meter en 15 meter hoogte) van "gedoogd" polyester.
In New Orleans (Louisiana, VS) heet carnaval Mardi Gras, Frans voor vette dinsdag. Het is een verkleedfeest (paars, groen en goud) en een paradefeest.
In Venetië is carnaval, heropgericht in de jaren 1980, veel ingetogener. Men verkleedt zich in historische stijl. De kostuums zijn vaak heel duur. De maskers kunnen kunstwerken op zich zijn, hoewel ze ook in de fabriek aan de lopende band gemaakt worden.
In Rio de Janeiro (Brazilië) vindt de wereldberoemde carnavalsparade plaats.
De datum van carnaval
De carnavalsdatum vindt zijn oorsprong in de kerkelijke kalender. Pasen is bepalend voor de datum van de eerste carnavalsdag. Paaszondag is, volgens het concilie van Nicea (325 na Christus), de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente (21 maart). Ga dan zeven weken terug voor de eerste carnavalsdag (of 47 dagen voor Aswoensdag). Carnaval begint officieel op zondag.
De zaterdag is er in de loop der jaren als extra feestdag bijgesmokkeld. Pasen kan op zijn vroegst op 22 maart zijn en op zijn laatst op 25 april. Dit houdt in dat het vroegst mogelijke carnaval op 1 februari is. De laatst mogelijke datum is 7 maart.
Bron: Wikipedia
Alaaf tot kokens
Toineke
Mark Klaver
Jordy
Bas doolaar
Harry Löhr
André