Krabsoufflé

Verwarm de oven voor op 200 graden C.
Vet 6 souffléschaaltjes van 1256 ml in met de gesmolten boter.
Steek de kruidnagels in de ui, doe deze in een kleine steelpan met het laurierblad, peperkorrels en de melk.
Laat zachtjes aan de kook komen, haal dan de pan van het vuur en laat 10 minuten trekken.
Zeef de melk.
Smelt de boter in een pan met dikke bodem.
Fruit een sjalotje drie minuten.
totdat het zacht is maar niet bruin.
Roer de bloem erdoor en fruit deze drie minuten op een laag vuur, zonder dat hij bruin wordt.
Haal de pan van het vuur en voeg scheutje voor scheutje de melk toe.
Roer na elk scheutje de saus glad.
Zet de pan terug op het vuur en laat de saus drie minuten al roerend zachtjes doorkoken.
Meng de eierdooiers één voor één door de saus, roer deze na elke eierdooier goed door.
Voeg het krabvlees toe en roer de saus boven het vuur tot het mengsel warm en gebonden is (laat de saus niet koken).
Doe de saus over in een vuurvaste schaal en breng op smaak met de cayennepeper, zout en peper.
Klop de eiwitten in een kom tot ze pieken vormen.
Doe een kwart van het eiwit bij het soufflémengsel en meng dit er snel en luchtig doorheen om het los te maken.
Vouw nu de rest van eiwit luchtig door de soufflé.
Giet het mengsel in de soufflébakjes en ga met uw duim langs de rand van elk bakje.
Het richeltje dat zo wordt gevormd helpt de soufflé gelijkmatig te rijzen.
Zet de bakjes op een bakplaat en bak ze twaalf tot vijftien minuten, of totdat de soufflé goed gerezen is en een klein beetje wiebelt als u tegen de bakjes tikt.
Steek een breinaald in een barst van de soufflé om te zien of hij gaar is.
Als de naald er zo goed als droog uitkomt, zal de soufflé gaar zijn tegen de tijd dat hij op tafel staat Dien meteen op.